De grondrechten (ook rechten en vrijheden genoemd) staan opgesomd enerzijds in de Belgische Grondwet en anderzijds in een aantal mensenrechtenverdragen waarvan het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) goedgekeurd na WO II in de schoot van de Raad van Europa én het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (BUPO) op het niveau van de Verenigde Naties, de meest de belangrijke mensenrechtverdragen betreffen. Zowel EVRM en BUPO gelden binnen de Belgische rechtsorde.
Een basisregel bij mensenrechten betreft het feit dat rechten en vrijheden niet absoluut zijn. Elke uitoefening van een recht moet afgewogen worden tegen de rechten van de anderen. Zo staat het recht op individuele vrijheid, zoals bepaald in artikel 12 van de Grondwet, tegenover het recht van éénieder op een menswaardig leven wat onder meer het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu inhoudt (artikel 23, 4° van de Grondwet). De individuele bewegingsvrijheid moet in casu dan ook afgewogen worden tegen het risico dat anderen worden besmet met de coronavirus.
Artikel 15 EVRM bepaalt in dat verband dat in tijd van oorlog of in geval van enig andere algemene noodtoestand welke het bestaan van het volk bedreigt, de lidstaat maatregelen kan nemen die afwijken van het EVRM-verdrag mits deze maatregelen niet verder gaan dan de toestand vereist en niet in strijd zijn met andere verplichtingen. Het EVRM kent enkel een absoluut recht toe aan het recht op leven behalve dan voor geoorloofde oorlogshandelingen, het verbod op folteringen en slavernij.
Op basis van de deze bepaling van het EVRM heeft de rechtspraak aangenomen dat beperkingen kunnen worden opgelegd aan de individuele rechten en vrijheden indien wordt voldaan aan twee cumulatieve voorwaarden, zijnde a) er moet een rechtsgrond bestaan én b) deze afwijkingen moeten noodzakelijk zijn in een democratische samenleving zijnde dat deze afwijkingen moeten beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte in een vrije, pluralistische en ruimdenkende samenleving. Hieronder kunnen maatregelen vallen inzake nationale veiligheid bvb. gevaar voor terrorisme maar ook gezondheidsaspecten waaronder in casu een pandemie. Om dit laatste aspect te beoordelen wordt het criterium van de evenredigheid gehanteerd. De inmenging moet pertinent nodig zijn om het bedreigde rechtsgoed te vrijwaren maar moet tevens proportioneel zijn met het beoogde doel.
Indien we deze twee voorwaarden toepassen op de politieverordening van de Antwerpse Gouverneur stellen we vast dat zij zich bewust is van deze voorwaarden en in haar motivering hier ook uitdrukkelijk naar verwijst.
Voor de rechtsgrond wordt verwezen naar enerzijds artikel 128 van de Provinciewet én artikel 23 van het Ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het corona-Covid-19 virus te beperken. Het artikel 128 van de Provinciewet bepaalt dat de gouverneur zorgt in de provincie voor het handhaven van de openbare orde, te weten de openbare rust, veiligheid en gezondheid. Artikel 23 van het Ministerieel besluit van 30 juni 2020 bepaalt dat de burgemeester of de gouverneur wanneer ze door het gezondheidsorganisme van de betrokken gefedereerde entiteit worden ingelicht over een plaatselijke heropleving van de epidemie op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, bijkomende maatregelen nemen.
Op meerdere plaatsen in de Politieverordening wordt aangegeven dat de maatregel zowel effectief als proportioneel is én is een sterke motivering aanwezig. Zo vermeldt de Politieverordening onder meer:
In de provincie Antwerpen neemt het aantal besmettingen met het coronavirus COVID-19 sinds midden juli 2020 sterk toe. Het is bijgevolg noodzakelijk dat het aantal samenkomsten op het openbaar domein drastisch beperkt wordt, alsmede de periode dat men zich op het openbaar domein mag begeven.
Niettegenstaande deze verregaande beperking op de individuele vrijheid is de verplichting om tussen 23.30 u en 6.00 u thuis te zijn noodzakelijk, effectief en proportioneel om het doel: de gezondheid van eenieder en de volksgezondheid in het algemeen beschermen door een verdere verspreiding van het virus door bijkomende besmettingen te vermijden.
De Antwerpse Provinciegouverneur heeft met deze Politieverordening dan een ook een sterk juridisch document afgeleverd. Uiteraard zal wel verdere opvolging noodzakelijk zijn. Deze maatregelen moeten immers afgebouwd worden van zodra komt vast te staan dat zij niet pertinent zouden blijken te zijn of niet langer proportioneel omdat bijvoorbeeld het virus onder controle is.
De professoren Sottiaux, Vuye en Vandelanotte nemen samen het standpunt in dat een avondklok een te verregaande beperking zou zijn op onze grondwettelijke rechten én vrijheden én dat deze maatregel enkel mogelijk zou zijn indien aangetoond wordt dat een samenscholingsverbod niet volstaat. De Provinciegouvereur zou dan ook het ultiem bewijs moeten leveren dat de avondklok noodzakelijk is én niet kan vervangen worden door een andere maatregel (zie o.m. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/08/01/opinie-geenens-rummens-sottiaux/; https://www.law.kuleuven.be/home/onderzoek/nieuws-onderzoek/stefan-sottiaux-meent-dat-sommige-maatregelen-tegen-het-coronavirus-te-ver-gaan; https://www.standaard.be/cnt/dmf20200805_94926383). Hun standpunt is m.i. juridishch niet corrcect. Zoals de Raad van State reeds heeft gesteld in meerdere arresten geniet de bevoegde overheid een zeer grote apperciatiemarge bij het nemen van maatregelen tot bestijding van het corona-virus. Het volstaat dat aangetoond dat dat de avondklok valt binnen deze zeer ruime appreciatiemarge. Dit zal enkel niet het geval zijn indien de betrokken overheid een kennelijk onevenredige maatregel neemt, zijnde een maatregel die geen enkele redelijke overheid in gelijkaardige omstandigheden zou nemen.
In een eerste reeks arresten van 13 augustus 2020 wijst de Raad van State de vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende omstandigheden af (zie 248.140, 248.141, 248.142). Een bespreking vindt u elders op de website.