De Koning kan een ‘éminence grise’ aanstellen om te “lijmen” én zo de formatie te deblokkeren

In een parlementaire democratie beschikt de persoon van de Koning niet over persoonlijke macht. Dit beginsel staat op meerdere plaatsen gebeiteld in onze Grondwet. Artikel 88 van de Grondwet bepaalt dat de persoon des Konings onschendbaar is en zijn ministers verantwoordelijk. Artikel 101 vervolledigt dit artikel en stelt dat de ministers verantwoordelijk zijn voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers waarbij artikel 102 eraan toevoegt dat de ministers zich nooit kunnen beroepen op een mondeling of schriftelijk bevel van de Koning om van hun verantwoordelijkheid te worden ontheven. Elke macht wordt vervolgens van de persoon van de Koning ontnomen in artikel 106 waarin staat te lezen dat geen akte van de Koning gevolg kan hebben wanneer deze niet mee is ondertekend door een minister die alleen daardoor reeds, ervoor verantwoordelijk wordt. Deze grondwetsartikelen werden reeds in 1831 opgenomen in de Grondwet. De rol van de Koning werd toen al beperkt tot een ceremoniële functie naar Angelsaksisch model.

Het prerogatief van de Koning in een parlementaire democratie werd omschreven door de Britse constitutionalist W. BAGEHOT. Zijn naam valt trouwens geregeld in de netflix serie “The Crown”. Hij omschreef het recht van de Koning als het recht om raad te geven, aan te moedigen en te waarschuwen: “The right to be consulted, the right to encourage, the right to warn”.

Dit prerogatief van de Koning is het meest zichtbaar bij de vorming van een nieuwe regering. Op dat moment treedt de Koning in het voetlicht en ontvangt vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen. Hierna duidt hij een gezant aan die verschillende namen kan dragen:  informateur, verkenner, opdrachthouder, formateur …  in functie van de opdracht. Deze rol van facilitator van de regeringsvorming past binnen zijn functie om raad te geven en aan te moedigen. De Koning moedigt door deze gesprekken en de aanstelling van een derde-persoon immers de vorming van een regering aan. De functies van informateur, formateur e.a. hebben trouwens geen enkele juridische draagwijdte. De nieuwe regering komt juridisch tot stand door drie koninklijke besluiten waarbij de uittredende eerste minister het eerste besluit mee ondertekent en de nieuwe eerste minister de twee andere besluiten.

De Koning beschikt over een zekere vrijheid in de keuze van de persoon die hij aanduidt om de regeringsvorming mogelijk te maken. Hij moet hierbij wel rekening wel rekening houden met de verkiezingsuitslag.

Er bestaat geen enkele juridische regel die bepaalt dat de Koning enkel een beroep kan doen op politici om de vorming van een regering mogelijk te maken. Elke persoon die kan bijdragen tot de vorming van een regering kan aangeduid worden als koninklijk gezant dus ook personen die niet (meer) actief zijn in de politiek. De grondwettelijke praktijk kent met de figuur van de minister van staat trouwens een korps van personen die de Koning kunnen adviseren buiten de actieve politiek. Hij zou dus een minister van staat kunnen benoemen als onderhandelaar doch ook iemand anders.

In Nederland wordt deze formule trouwens vaak toegepast om te “lijmen” bij een breuk in de regeringsonderhandelingen. Zo werd de vice-voorzitter van de Raad van State vaak om die reden als informateur aangeduid. De opmaak van het regeerakkoord zelf wordt doorgaans ook in handen gegeven van personen die de actieve politiek verlaten hebben. Zo werd in 2017 onder meer een beroep gedaan zowel op de voormalige vice-voorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink als ex vice-premier Gerrit Zalm.

Het belangrijkste is dat er snel een regering komt. Iedereen die hiertoe kan bijdragen, moet zijn of haar verantwoordelijkheid nemen.