Grondwettelijk Hof handhaaft Gemeentewegendecreet

Het Gemeentewegendecreet dd. 3 mei 2019 kwam er door een wens van de vlaamse decreetgever om de regelgeving inzake gemeentewegen te harmoniseren.  De beroepen tegen het Gemeentewegendecreet richten zich op de aangevoerde spanning tussen de realisatie van dit doel volgens de bepalingen van het decreet én het eigendomsrecht van de personen over wiens grond een gemeenteweg loopt of zou gaan lopen. Het Grondwettelijk Hof wijst al deze bewaren af.  Het Gemeentewegendecreet doorstaat dan ook de grondwettigheidsoordeel van het Hof.

Hierop is er één kleine uitzondering waar het Hof wel vernietigt. Een van de grieven was gericht tegen artikel 26 van het decreet. Dit artikel van het bestreden decreet bepaalt dat in het geval van de aanleg van een nieuwe gemeenteweg op de gemeente in beginsel een verwervingsplicht rust. Wanneer er sprake is van de verplaatsing of wijziging van een gemeenteweg op privaat domein, geldt geen dergelijke verwervingsplicht, maar geldt de definitieve vaststelling van het rooilijnplan als titel voor de vestiging van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Onder verwijzing naar de definitie van “verplaatsing van een gemeenteweg” als “de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel” (art.2, 11°), besluit het Hof dat het onderscheid gecreëerd in artikel 26 tussen de aanleg van een nieuwe gemeenteweg of de verplaatsing van een bestaande gemeenteweg niet pertinent is.

Documenten