Grondwettelijk Hof herstelt recht van burgers om op treden namens de gemeente of de provincie. Milieustakingsvorderingen kunnen weer.

Krachtens artikel 194 van het Gemeentedecreet en artikel 187 van het Provinciedecreet konden inwoners in rechte optreden namens respectievelijk de gemeente of de provincie, indien de gemeente of de provincie ten onrechte zou nalaten dit zelf te doen. De inwoners treden dan niet op in eigen naam, maar enkel uit naam en als vertegenwoordiger van de gemeente. Deze artikelen maakten voor individuele burgers een mogelijkheid uit om het rechterlijk toezicht op onwettige handelingen te activeren. Vooral bij milieustakingsvorderingen werd deze mogelijkheid vaak gebruikt.

De Vlaamse decreetgever wilde komaf maken met deze praktijk van milieustakingsvorderingen en schafte deze mogelijkheid af respectievelijk in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 én het decreet van 6 juli 2018 tot wijziging van het Provinciedecreet. Deze wijziging werd voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof wegens een schending van artikel 23 van de Grondwet, zijnde het recht op een menswaardig leven wat het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu inhoudt. De afschaffing zou afbreuk doen aan het stand still-beginsel.

Het Hof volgt deze redenering en stelt dat de opheffing van artikel 194 van het Gemeentedecreet en artikel 187 van het Provinciedecreet een aanzienlijke vermindering betekent van het bestaande beschermingsniveau en dat dit enkel verantwoord kan worden aan de hand van redenen die verband houden met het algemeen belang.

Het Grondwettelijk Hof kon in de twee arresten echter geen redenen van algemeen belang aanvaarden en nam geen enkel van de argumenten van de Vlaamse Regering aan.

Het Hof besloot dan ook dat de bestreden artikelen wel degelijk een schending uitmaken van artikel 23 van de Grondwet.