Grondwettelijk Hof vernietigt bevoegdheidsuitbreiding voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Het Grondwettelijk Hof vernietigt in het arrest nr. 22/2025  het Vlaamse decreet dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen bevoegd maakt voor beroepen tegen ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen en voorkeursbesluiten en projectbesluiten inzake complexe projecten. Volgens het Hof behoudt artikel 160 van de Grondwet de bevoegdheid om administratieve rechtscolleges op te richten voor aan de  federale overheid. Er kan geen beroep worden gedaan op de impliciete bevoegdheden.

Het Vlaamse decreet van 14 juli 2023 breidt de bevoegdheden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen uit. Het maakt die Raad bevoegd voor de jurisdictionele beroepen
tegen uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen en voorkeursbesluiten en projectbesluiten inzake complexe projecten, met als gevolg dat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daarvoor niet langer bevoegd is. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is wel nog bevoegd om uitspraak te doen over de cassatieberoepen ingesteld tegen de uitspraken van de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

In zijn persbericht stelt het Hof het volgende:

“De verzoekende partijen voeren aan dat het Vlaamse decreet van 14 juli 2023 de bevoegdheidverdelende regels schendt.

Het Hof stelt allereerst vast dat de Grondwet aan de federale wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van de Raad van State te bepalen (artikel 160 van de Grondwet), en om administratieve rechtscolleges op te richten en hun bevoegdheden en de procedureregels die van toepassing zijn voor die rechtscolleges te bepalen (artikel 161 van de Grondwet). Bijgevolg is de decreetgever volgens het Hof in beginsel niet bevoegd om bepalingen aan te nemen die beroepen invoeren die kunnen worden ingesteld bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die een administratief rechtscollege is, en
die beroepen onttrekt aan de bevoegdheid van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak.

Vervolgens merkt het Hof op dat de decreetgever op grond van de impliciete bevoegdheden een decreet mag aannemen dat een federale aangelegenheid regelt op voorwaarde dat diebepaling noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden, dat die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde regeling en dat de weerslag van dat decreet op de federale aangelegenheid slechts marginaal is.

Volgens het Hof voldoet het Vlaamse decreet van 14 juli 2023 evenwel niet aan de voorwaarde betreffende de marginale weerslag op de federale bevoegdheden. Door het bestreden decreet is de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen tot nietigverklaring en schorsing van administratieve rechtshandelingen immers uitgebreid tot verordenende rechtshandelingen, waar die bevoegdheid voorheen in essentie alleen betrekking had op individuele rechtshandelingen. De Raad voor Vergunningsbetwistingen is daardoor in de plaats van de Raad van State in essentie bevoegd gemaakt voor het algemene contentieux inzake het omgevingsrecht in het Vlaamse Gewest.

Volgens het Hof vormt de principiële centralisatie, bij de Raad van State, van de bevoegdheid voor jurisdictionele beroepen tot nietigverklaring van verordenende administratieve rechtshandelingen, evenwel een aan artikel 160 van de Grondwet ten grondslag liggend fundamenteel beginsel. De gemeenschappen en de gewesten kunnen daarvan niet afwijken zonder afbreuk te doen aan de aan de impliciete bevoegdheden verbonden voorwaarde betreffende de marginale weerslag op de federale bevoegdheden. De kritiek van de verzoekende partijen is volgens het Hof dan ook gegrond. “

 

 

Documenten

Gallerij