Op 17 mei 2024 bekrachtigde de Vlaamse Regering het Verzameldecreet Omgeving (voluit het decreet van 17 mei 2024 houdende diverse bepalingen over omgeving, leefmilieu en natuur en ruimtelijke ordening). Dit Verzameldecreet introduceerde naast heel wat technische wijzigingen ook enkele inhoudelijke en ingrijpende aanpassingen. We verwijzen naar het eerder bericht op onze website.
Eén van de hierbij voorziene wijzigingen betrof de invoering van de “planologische compensatieplicht” bij ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s). Met de invoering van deze planologische compensatieplicht middels het nieuwe artikel 2.2.6/1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) zal het omzetten van een open ruimte naar een “harde” bestemming verplicht door de plannende overheid moeten worden gecompenseerd door een omzetting in de tegenovergestelde richting. Dit principe is ingevoerd om open ruimtes te vrijwaren.
In afwachting van de vaststelling van nadere regels hieromtrent door de Vlaamse Regering via uitvoeringsbesluit (dat tot op heden nog niet werd vastgesteld), heeft het Departement Omgeving hierover recent een interessante en verduidelijkende handleiding gepubliceerd. Er bestond immers nog heel wat onduidelijkheid over de compensatieplicht.
Mogelijkheid tot compensatie buiten het eigen grondgebied
Een van de interessantste elementen hierbij betreft de bevestiging in de Handleiding van de mogelijkheid voor een plannende overheid om voor wat betreft de planologische compensatie ook buiten haar eigen territoriale grenzen te kunnen kijken.
Hoewel in de memorie van toelichting bij het Verzameldecreet wordt gesteld dat de compensatieplicht in principe rust op de plannende overheid zelf, kan de plicht uitzonderlijk via intergemeentelijke of interbestuurlijke afspraken worden ingevuld.
In de parlementaire voorbereiding (p. 42) werd hierbij al vermeld dat: “Per uitzondering kan de compensatieplicht ingevuld worden via intergemeentelijke of interbestuurlijke afspraken. Dat betekent dat bv. een gemeente met een buurgemeente of met de provincie of het gewest kan afspreken dat de compensatie voor een bestemmingswijziging van de gemeente in kwestie, kan gebeuren in een plan (voor een open ruimtebestemming of groene bestemming) dat opgemaakt wordt door de buurgemeente of de provincie of het gewest. Het spreekt voor zich dat er voldoende garanties moeten zijn over effectieve compensatie, en dat de startnota(s), het (voor)ontwerp RUP en het finale RUP, één en ander concreet moeten duiden in de toelichting.”
De Handleiding Planologische Compensatie bevestigt thans dat dit kan aanzien worden als een specifieke toepassing van compensatie via “een ander lopend planningsproces” in de zin van artikel 2.2.6/1, §1, vijfde lid, 1° VCRO. Op basis van deze vrijstellingsgrond is het aldus mogelijk dat de compensatie wordt vereffend door een andere plannende overheid via een parallel planproces, al dan niet op een ander planniveau.
Dit biedt zeker mogelijkheden voor een verdere intergemeentelijke samenwerking op het vlak van het beleidsdomein Omgeving, waar zowel de nieuwe Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Hilde Crevits, en de Vlaamse minister van Omgeving, Jo Brouns, verder op willen blijven inzetten.
Benieuwd of de Vlaamse Regering, zoals voorzien in artikel 2.2.6/1, §2 VCRO hier in de toekomst bij uitvoeringsbesluit nog verder op gaat inzetten.
Dat er nog geen dergelijk uitvoeringsbesluit zou zijn vastgesteld, belet niet dat U vandaag als plannende overheid al toepassing maakt van de intergemeentelijke of interbestuurlijke compensatie.
Indien U als plannende overheid een dergelijke samenwerking overweegt bij de opmaak van een nieuw RUP dient U nodige garanties op de effectieve compensatie door de andere overheid wel goed te documenteren.
Toepassingsgebied
De planologische compensatieplicht is van toepassing op alle RUP’s waarvoor de plannende overheid een startnota heeft goedgekeurd na 20 juli 2024.
Voor al deze RUP’s moet de toelichting aangeven op welke manier de compensatie gebeurt, of waarom de compensatie niet verplicht is.