Hoe omgaan met de huidige stijging van materiaalprijzen bij overheidsopdrachten ? Federale Overheid geeft aanbevelingen

Zoals in de nota wordt aangestipt, kennen vele “afgewerkte producten, halffabricaten en grondstoffen de laatste weken aanzienlijke tot extreme prijsstijgingen en prijsschommelingen (dit is onder meer het geval voor energie, brandstoffen, aluminium, staal, koper, lijmen, koolwaterstofproducten, hout, …)”. Voor inschrijvers op een opdracht wordt het moeilijk om aan prijszetting te doen. Bij lopende opdrachten kan het contractueel evenwicht verstoord raken door afwezige of ontoereikende prijsherzieningsclausules.

Met betrekking tot lopende opdrachten verwijst de nota onder meer naar artikel 38/7 KB AUR van 14 januari 2013. Dit artikel luidt bij paragraaf 2, alinea 2:

“De prijsherziening steunt op objectieve en controleerbare parameters en maakt gebruik van passende wegingscoëfficiënten en weerspiegelt aldus de werkelijke kostprijsstructuur. In geval van moeilijkheden om een prijsherzieningsformule samen te stellen, kan de aanbesteder de gezondheidsindex, de index van consumptieprijzen of een andere passende index hanteren.”

De nota geeft aan dat de huidige uitzonderlijke schommelingen ervoor kunnen zorgen dat de vertraging waarmee zulke clausules prijsverhogingen opvangen, problematisch wordt. De opdrachtnemer kan in zulk geval artikel 38/9 KB AUR inroepen: onvoorzienbare omstandigheden. In dit geval is een tijdige schriftelijke kennisgeving van de omstandigheden en hun invloed vereist.[1] De nota acht het ook denkbaar dat in bepaalde gevallen de wijziging van de opdracht wordt ingeroepen door de opdrachtnemer (artikelen 38/2 of 38/4 ; 38/5 of 38/6).

Verder wordt aangeraden dat waar nodig aanbesteders en opdrachtnemers uit lopende opdrachten samen zoeken naar een geschikte aanpak. Een eerste voorbeeld dat wordt gegeven is afstappen van het gebruik van de algemene bouwindex “I” waar deze index onvoldoende rekening houdt met de specifieke materialen voor de opdracht in casu. Een tweede voorbeeld heeft betrekking op een op zich adequaat indexmechanisme dat te traag werkt. Hierbij zou dan kunnen worden overeengekomen om een systeem van voorlopige betalingen en definitieve afrekeningen te hanteren voor de resterende duur van de uitvoering. Een derde opgeworpen mogelijkheid is in uitzonderlijke gevallen rekening te houden met de reële prijzen. Indien een aanbesteder oordeelt dat artikel 38/9 (onvoorziene omstandigheden) van toepassing is, kan “zo kort als mogelijk” gewerkt worden met compenserende vergoedingen. De opdrachtnemer dient in zulk geval zeer precieze data over te maken aan de opdrachtgever.

Voor nog te gunnen opdrachten wordt de opname van twee clausules naar voren geschoven. Het betreft enerzijds de opname van een prijsherzieningsclausule ook waar dit niet is verplicht. Anderzijds gaat het om de opname van een clausule rond het contractueel evenwicht gevormd naar artikel 38/9 dan wel 38 KB AUR.

 


[1] Zie hiervoor ook artikelen 38/14 (termijn van 30 dagen) en 38/15 (straf van verval).