Nieuw ‘stikstofarrest’ Raad van State

14 jaar geleden, op 5 maart 2007 richtte de voorzitter van de landbouwraad van de gemeente Gooik een aanvraag tot ruilverkavelingsproject in bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur. Meerdere landbouwers voegen hun handtekening bij de aanvraag. Het betrokken plangebied overlapt met de habitatrichtlijngebieden ‘Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden’ (Speciale BeschermingsZone-Habitatrichtlijn Kesterheide) en ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’ (SBZ-H Neigembos). De langdurige aanvraagprocedure omvatte vele stappen inclusief de oprichting van een coördinatiecommissie bij besluit van 10 mei 2010. De beslissing valt op 17 juli 2019: de ruilverkaveling is nuttig, het kavelplan vastgesteld en goedgekeurd. Tegen laatgenoemde beslissing wordt beroep tot nietigverklaring ingesteld bij de Raad van State door de vzw Natuurpunt. Deze vzw werpt onder andere op dat de ‘passende beoordeling’ niet naar behoren is gebeurd. Het begrip ‘passende beoordeling’ slaat op het diepgaand onderzoek dat de overheid dient te voeren naar de impact van een vergunningsplichtige activiteit op de natuur in het kader van de Europese natuurdoelen en de gebieden van Europees belang. Er zou enerzijds te weinig zekerheid worden verschaft over de stikstofimpact.[1]

De Raad verwerpt het argument van de overheid/verwerende partij dat het PAS-beleid (Programmatorische Aanpak Stikstof) los zou staan van de ruilverkaveling. Het PAS-beleid moet gericht zijn op het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD’s) van de SBZ-H’s. De passende beoordeling moet de stikstofimpact van de ruilverkaveling op de IHD’s behandelen. Volgens de Raad is de bestreden beslissing op dit punt echter vaag en tegenstrijdig over de beschikbare gegevens. Bovendien maakte de overheid gebruik van een PAS-significantiekader waarvan de totstandkoming of deugdelijkheid niet wordt duidelijk gemaakt (deel van intussen ingetrokken omzendbrief[2]). De Raad is niet overtuigd van wetenschappelijke deugdelijkheid van de stikstofimpactbeoordeling. Het besluit wordt vernietigd.

In haar beoordeling over de beoordeling van stikstofimpact verwijst de Raad naar enige rechtspraak van het Hof van Justitie[3]. Volgens deze rechtspraak geldt, aldus de Raad, dat “een passende beoordeling geen leemten mag vertonen en volledige, nauwkeurige en definitieve constateringen en conclusies moet bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de gevolgen van de plannen of projecten voor het betrokken beschermde gebied wegnemen”. Het komt toe aan de nationale rechter “over te gaan tot een grondige en volledige toetsing van de wetenschappelijke deugdelijkheid van de passende beoordeling”.

Dit arrest ligt in lijn met het arrest van de RvVB dd. 25 februari 2021 waarover eerder bericht werd op deze website: http://ddk-law.be/Actualiteit/ArtMID/394/ArticleID/217/Stikstof-arrest-van-de-Raad-voor-Vergunningsbetwistingen-kan-verregaande-gevolgen-hebben . Op politiek vlak zou ondertussen druk doorgewerkt worden aan een nieuwe aanpak.

 


[1] Anderzijds zouden onzekere aanbevelingen (zaken die eventueel nog kunnen gebeuren) worden meegenomen in het maken van de beoordeling. De Raad volgt deze stelling en geeft ook op dit punt aan niet overtuigd te zijn van de deugdelijkheid van de uitgevoerde effectenbeoordeling.

[2] Omzendbrief van 6 september 2017 over “de toepassing van de op grond van artikel 36ter, § 3 en § 4, van het Natuurdecreet opgelegde beoordeling van vergunningsaanvragen betreffende projecten of activiteiten met mogelijk betekenisvolle effecten voor speciale beschermingszones”; zie ook arrest nr. A-2021- 0697 van de RvVb van 25 februari 2021 en het artikel hierover op deze website dd. 3 maart 2021.

[3] HvJ, 7 november 2018 (samengevoegde zaken C-293/17 en C294/17), randnr. 98; HvJ 25 juli 2018, Grace en Sweetman, zaak C 164/17, randnr. 39.

Externe linken