De Vlaamse regering keurde het voorontwerp goed dat nu aan de Raad van State wordt voorgelegd voor advies. In het ontwerp van besluit vinden we de volgende bepalingen terug.
Indicatoren voor verdere beleidsevaluatie (artikel 2)
Artikel 2 bevat de indicatoren die voor verdere beleidsevaluatie zullen worden gebruikt:
- het aantal nieuwe publieke zwembaden waarvoor een subsidie als tegemoetkoming in de bouw en exploitatie op basis van het decreet van 21 februari 2025 is toegekend;
- de hoeveelheid zwemwateroppervlakte met zwemfunctie of watergebonden sportfunctie die met de nieuwe publieke zwembaden, vermeld in punt 1°, wordt gerealiseerd.
Subsidievoorwaarden bij de subsidieaanvraag (artikel 3)
Er moet voldaan worden aan drie voorwaarden:
- De zwemkuip heeft een rechthoekige vorm;
- Het geheel van alle functionele delen moet minstens een A+-label halen voor toegankelijkheid;
- De bouw of de totaalrenovatie van het nieuwe zwembad mag niet al gestart of voltooid zijn. Dit geldt niet voor het ontwerpen en het bouwrijp maken van het terrein.
Subsidievoorwaarden vanaf de exploitatiefase (artikelen 5 tot 7)
Het zwembad moet minstens 50 weken per jaar geopend zijn én minstens 3500 uur voor de sportclubs, scholen en individuele sportbeoefenaars. Er geldt wel een uitzondering voor overmacht én bij renovatiewerkzaamheden,
Voor sportclubs, scholen en organisaties maximaal 2,80 euro per deelnemende sportbeoefenaar of maximaal 18,50 euro per zwembaan. Deze tarieven wordt wel jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de gezondheidsindex.
Het subsidiebedrag (artikelen 8 en 9)
Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 150.000 euro per jaar. Het betreft een jaarlijkse subsidie. Dit houdt in dat de Vlaamse regering jaarlijks de toekenning van de subsidie al dan niet geïndexeerd moet toekennen. Er ontstaat dan ook geen subjectief recht op een subsidie gedurende 30 jaar.
De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidiëring:
- personeelskosten;
- onderhoudskosten;
- energiekosten;
- aankopen;
- financieringskosten;
- afschrijvingen
De afschrijvingen mogen enkel betrekking hebben op sportgerelateerde investeringskosten:
1° de investeringskosten die gerelateerd zijn aan de werken en de investeringen voor het publieke zwembad, met inbegrip van het onroerend sportmateriaal of het verankerbaar sportmateriaal;
2° de investeringskosten die gerelateerd zijn aan de werken en de investeringen voor andere voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het bestaan of voor het optimale gebruik van het publieke zwembad.
De volgende werken, investeringen en kosten worden uitgesloten van de subsidiëring, vermeld in het eerste lid:
1°groenaanleg en omgevingsaanleg;
2°investeringen in voorzieningen die voor recreatie bestemd zijn en die niet noodzakelijk zijn om de sport te beoefenen;
3°horecavoorzieningen;
4°investeringen in kantoor- of administratieve ruimtes;
5°studiekosten;
6°kosten van de aankoop van het bouwterrein of daarmee verbonden kosten;
7°de belasting over de toegevoegde waarde, met uitzondering van de niet-aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde;
8°parking en fietsenstalling.
De subsidiëringsprocedure (artikelen 10 tot 13)
Artikel 10 bepaalt de aanvraagprocedure die bestaat uit 5 stappen:
- Stap 1: indienen subsidieaanvraag bij Sport Vlaanderen;
- Stap 2: bevestiging ontvangst subsidieaanvraag door Sport Vlaanderen;
- Stap 3: Beoordeling artikel 5 Zwembaddecreet, volledigheid en toevoeging alle bijlages, waarna een ontvankelijkheid of onontvankelijkheid wordt vastgesteld;
- Stap 4: Chronologische beoordeling van de ontvankelijke subsidieaanvraag op basis van artikel 6 en 7 Zwembaddecreet + advies bij Vlaams Minister Sport;
- Stap 5: Vlaams Minister Sport beslist over het verlenen van de subsidie binnen 180 dagen na ontvangst volledige subsidieaanvraag door Sport Vlaanderen;
Artikel 11 bepaalt dat er een model van subsidieovereenkomst wordt opgesteld.
Artikel 12 en 13 regelen de jaarlijkse rapporteringsverplichting die online zal moeten ingevuld worden.
Inwerkingtreding
Het besluit zal normaal op 1 juni 2025 in werking treden.