Krachtlijnen van het ontwerpdecreet
Artikel 5, tweede lid van het ontwerp bepaalt: “De Vlaamse Regering heeft de bevoegdheid om te beslissen over de keuze van plaatsingsprocedure, de vaststelling van de gunningsvoorwaarden, om de plaatsingsprocedure te voeren en gunt de opdracht.”
Een inrichtende macht dient een aanvraag in om in aanmerking te komen voor het programma na de lancering van een oproep door de vlaamse regering (art. 8). Bij de beoordeling van deze aanvragen wordt onder meer gekeken naar “reguliere wachtlijsten” en “dwingende nood aan investering”. AGION (Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs) geeft advies over de selectie (art. 9 en 10). Artikel 4 geeft aan dat het decreet van toepassing is op onderwijsinstellingen alsook op internaten en centra voor leerlingenbegeleiding. De mogelijkheid tot het bekomen van een DBFM-toelage en de berekening daarvan wordt behandeld in artikelen 14 en 15.
Wanneer een inrichtende macht besluit een DBFM-overeenkomst aan te gaan met een DBFM-vennootschap, wordt deze laatste verplicht om AGION op de hoogte te brengen en om een ontwerp van de overeenkomst voor te leggen ter goedkeuring (artikel 19 en 20). De vennootschap moet een zakelijk recht verleend krijgen op de schoolinfrastructuur vanwege de inrichtende macht en vervolgens de schoolinfrastructuur gedurende 30 jaar ter beschikking stellen aan de inrichtende macht (artikel 22). “Op het einde van de DBFM-overeenkomst wordt de schoolinfrastructuur kosteloos overgedragen aan de inrichtende macht” (artikel 29).
Artikel 31 biedt de principiële mogelijkheid tot het stellen van een gemeenschapswaarborg door de vlaamse regering aan de inrichtende macht voor financiële verbintenissen in dit kader.