1. Twee vorderingen tot schorsing
In de zaak van 20 augustus 2020 tegen een beslissing van het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Bilzen een overheidsopdracht voor een telescopische tribune te gunnen aan een andere partij, vorderde een inschrijver voor de Raad van State de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van deze beslissing.
De verzoekende partij werpt op dat de verwerende partij beide inschrijvers had moeten om verantwoording vragen wegens het grote prijsverschil in het criterium onderhoudscontract en dat er geen motieven worden gegeven voor dit nalaten. De verzoekende partij werpt op dat de verwerende partij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het regelmatigheidsonderzoek van beide offertes.
De Raad van State adviseert de schorsing, stellende dat “in het administratief dossier niet het minste spoor terug te vinden [is] naar enig prijsonderzoek, naar enige verklaring voor het substantieel prijsverschil of naar de beweegredenen om de opgegeven prijzen dit onderzoek te laten doorstaan. … Uit de voorgaanden volgt dat, voor zover al een prijsonderzoek zou zijn gebeurd, de draagwijdte ervan alleszins niet wordt geschraagd door deugdelijke motieven.”
In de zaak van 28 augustus 2020 gaat het om de toewijzing van een schoonmaakcontract. Een inschrijver op deze opdracht vordert bij de Raad van State de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de FOD Mobiliteit en Vervoer. De verzoekende partij beweert dat de offerte van de gekozen inschrijver abnormaal lage prijzen bevat. De verzoekende partij stelt dat de verwerende partij de motiverings- en zorgvuldigheidsplicht schendt doordat ze geen prijsonderzoek heeft gevoerd. De Raad van State adviseert de schorsing omdat “het dossier er niet van doet blijken dat de verwerendepartij voorafgaand aan het nemen van de gunningsbeslissing een onderzoek heeft verricht van de prijzen”.
2. Het onderzoek van de prijzen in de offerte
Wanneer een overheidsinstantie in het kader van de uitschrijving van een overheidsopdracht offertes ontvangt, dient deze overheid over te gaan tot een onderzoek van de regelmatigheid van de offertes (art. 83 Wet overheidsopdrachten 2016). Een offerte moet immers voldoen aan de vereisten van de opdracht en het overheidsopdrachtenrecht. De aanbestedende overheid moet hierbij ook een prijzen- of kostenonderzoek uitvoeren op de ingediende offertes (art. 84 Wet overheidsopdrachten 2016 en art. 35 KB plaatsing 2017). De overheid is gehouden om te onderzoeken hoe men in de offerte tot bepaalde prijzen komt en of ze niet abnormaal hoog of laag zijn. Het is aangewezen, in het licht van bovenstaande rechtspraak van de Raad van State, dat een aanbestedende overheid in haar administratief dossier ook voldoende laat blijken dit te hebben gedaan en hoe.