Raad van State schorst vergunning voor pop-up bar tweemaal

Het eerste arrest is belangrijk omdat de Raad van State hierin aanneemt dat de stedenbouwkundige bestemming als agrarisch gebied van de locatie van de pop-up bar ook mee beoordeeld moet worden voor  het verlenen van een andere vergunning dan een omgevingsvergunning. De Raad argumenteert als volgt:

Voorshands wordt aangenomen dat niet alleen in (stedenbouwkundige) omgevingsvergunningen, maar ook in andere individuele overheidsbeslissingen, zoals de bestreden toelating, van de bestemmings-voorschriften van het geldende ruimtelijke uitvoeringsplan of plan van aanleg afgeweken kan worden voor het in artikel 4.4.4, § 1, VCRO bedoelde sociaal-culturele of recreatieve medegebruik.

Op het eerste gezicht dient dergelijk onderzoek te bestaan uit twee stappen. Eerst dient de overheid nauwkeurig te inventariseren welk gebruik er van het betrokken terrein zal worden gemaakt om uit te kunnen maken dat dit effectief sociaal-cultureel of recreatief is (hierna: de eerste stap van de vereiste beoordeling). Vervolgens dient de overheid na te gaan of dit gebruik daadwerkelijk een beperkte impact heeft zodat het de verwezenlijking van de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang brengt.

In het tweede arrest wijkt de Raad van State niet van zijn eerste oordeel en stelde onder meer het volgende:

Aangezien vooralsnog niet is aangetoond dat het evenement de verwezenlijking van de algemene bestemming als agrarisch gebied niet in het gedrang brengt, en de toelating aldus artikel 11 van het inrichtingsbesluit lijkt te miskennen, kan ook de beweerd alternatieve rechtsgrond aan de verwerende partij op het eerste gezicht geen soelaas bieden. Hierbij zij opgemerkt dat ook artikel 7.2 van het vrijstellingsbesluit vergt dat de verwezenlijking van de agrarische bestemming niet in het gedrang wordt gebracht en voorts enkel betrekking heeft op de plaatsing van constructies.