Raad van State schorst verplaatsingsbevel nutsvoorzieningen

De Raad van State was van oordeel dat de verplaatsingsbevelen niet met de nodige zorgvuldigheid waren gegeven.

De rechtsgrond voor deze verplaatsingsbevelen ten aanzien van Proximus bevindt zich in artikel 98, §3 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven. Dit artikel stelt het volgende:

§ 3. De overheid heeft het recht om de inrichting of het plan van aanleg van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen te doen wijzigen naar aanleiding van werken die zij wenst uit te voeren aan het openbaar domein dat zij beheert. Zij behoort de operator van het betrokken  openbaar elektronische-communicatienetwerk hiervan bij ter post aangetekende brief kennis te geven ten minste twee maanden vóór de uitvoering van de werken wordt aangevat. De kosten wegens wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van de operator van het betrokken openbaar elektronische-communicatienetwerk.

Wanneer die werken aan het openbaar domein niet worden uitgevoerd of wanneer de overheid de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen heeft aangevraagd ten gunste van een andere persoon, kan de operator van het betrokken openbaar elektronische-communicatienetwerk de kosten van de wijziging ten laste van de overheid leggen. 

De termijn van twee maanden doet geen afbreuk aan de verplichting van de betrokken overheid om zorgvuldig en redelijk te handelen.Het zorgvuldigheidsbeginsel houdt onder meer in dat de overheid haar besluiten op een zorgvuldige wijze moet voorbereiden door de relevante gegevens en de op het spel staande belangen te inventariseren en deze gegevens en belangen tegen elkaar af te wegen in het licht van het doel van het besluit. Het redelijkheidsbeginsel verplicht er het bestuur onder meer toe de rechtsonderhorige een redelijke termijn toe te kennen voor het uitvoeren van een aan hem opgelegd bevel.