Raad van State treedt (voorlopig) niet op tegen Corona-maatregelen – update : Raad van State blijft rechtspraak trouw

De Raad van State heeft bij arrest nr. 247.452 van 27 april 2020 de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend op 21 april 2020 door de NV Andreas Stihl e.a. verworpen.  Deze vordering was ingleid tegen het ministerieel besluit van 17 april 2020 dat de toelating gaf  aan de tuincentra en doe-het-zelf zaken om te heropenen vanaf 18 april 2020 terwijl dit voor vakhandelaren niet is toegelaten. Dit arrest werd reeds becommentarieerd op onze webiste. De Raad van State is van oordeel dat de overheid over een zeer grote discretionaire bevoegdheid beschikt om de corona-crisis te bestrijden.

Met zijn arrest nr. 248.039 van 9 juli 2020 verwerpt de Raad van State de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid die de vzw Internationale Vakbeurs van het Meubel Brussel en de bv Alter Expo tegen artikel 12 van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 ‘houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken’ hebben ingesteld.  Deze bepaling laat hen niet toe om (indoor)beurzen met meer dan 400 personen te organiseren. De Raad van State wijst deze vordering af omdat de uiterst dringende noodzakelijkheid niet is aangetoond. Ten aanzien van de activiteiten die op 1 september 2020 zouden kunnen terug opstarten, verwijst de Raad naar het beslissingsmoment op 15 juli 2020. Voor de langere termijn stelt de Raad van State dat niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat de dalende trend van besmettingen en overlijdens door het virus, zoals die bij het nemen van het bestreden besluit gold, keert en dat een tweede besmettingsgolf zich manifesteert, zoals ook in het bestreden besluit wordt overwogen. Dit laatste scenario deigt inmiddels werkelijkheid te worden.

Bij arrest nr. 247.939 van 26 juni 2020 wijst de Raad van State de vordering tot schorsing af die ingesteld was tegen het ministerieel besluit van 5 juni 2020 waarbij de sluiting van de speelautomatenhallen bevolen werd. De Raad is van oordeel dat niet voldaan is aan de voorwaarde van de uiterst dringende noodzakelijkheid. Wat meer in het bijzonder het financieel nadeel betreft dat beide verzoekende vennootschappen, die speelautomatenhallen uitbaten, daardoor lijden, stelt de Raad van State vast dat in de bestreden handeling bepaald wordt dat die inrichtingen tot en met 30 juni gesloten zijn en dat de raadsman van de verzoekende partijen op de terechtzitting van 23 juni uitgelegd heeft dat zijn cliëntes tot nog toe “standhouden”.

Bij arrest nr. 247.689 van 1 juni 2020 verwerpt de Raad van State de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid die aandeelhouders instelden tegen de bepaling in het koninklijk besluit nr. 4 van 9 april 2020 die voorziet in bijzondere bepalingen inzake het verloop en de organisatie van (buitengewone) algemene aandeelhoudersvergaderingen van vennootschappen. De Raad van State is van oordeel dat niet is voldaan aan de schorsingsvoorwaarde van het voorhanden zijn van een uiterst dringende noodzakelijkheid. Het beroep wordt afgewezen omdat de verzoekende partijen niet voldoende diligent optraden. De Raad van State oordeelde dat zij hebben getalmd om de schorsingsvordering in te stellen wat niet verzoenbaar is met de vereiste van de uiterst dringende noodzakelijkheid. Evenmin tonen de verzoekende partijen met concrete elementen aan dat de door hen aangevoerde schadelijke gevolgen een dermate urgentie vertonen dat er sprake is van spoed.

Bij arrest nr. 247.620 van 26 mei 2020 verwerpt de Raad van State de vordering tot schorsing die bezitters van een tweede verblijf instelden tegen het ministerieel besluit dat hen verbood zich naar dit tweede verblijf te verplaatsen en er te verblijven. Vastgesteld werd dat het verbod intussen ongedaan is gemaakt.

Bij de arresten nrs. 248.131 en 248.132 van 10 augustus 2020 verwerpt de Raad van State de vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid die door uitbaters van nachtwinkels werden ingesteld tot schorsing van de federale maatregel, in het kader van de bestrijding van de heropflakkering van het coranavirus SARS-CoV-2, om het sluitingsuur van de nachtwinkels te vervroegen tot 22.00 uur. De Raad van State oordeelt dat de maatregel een deugdelijke grondslag vindt in de vastgestelde toename van het aantal besmettingen, meer dan voorheen in de jongere leeftijdscategorieën, en het algemeen vastgestelde risico van het ontstaan van een “alternatief nachtleven” na het sluitingsuur van de horeca, waarbij het gebruik van alcohol die kan worden aangeschaft in de nachtwinkels een belangrijke rol speelt. De maatregel wordt op het eerste gezicht niet onevenredig bevonden met het vooropgestelde doel, namelijk te vermijden dat na de sluiting van de horeca feestelijke activiteiten op de openbare weg worden voortgezet, waarbij voorts alcohol wordt geconsumeerd, waardoor de na te leven maatregelen van social distancing teloorgaan en aldus de beheersing van de gezondheidscrisis in het gedrang komt. In ddeze arresten maakt de Raad een inhoudelijke beoordeling van de bestreden maatregelen in tegenstelling tot bij de volgende arresten van 13 augustus 2020.

In de arresten nrs. 248.144 en 248.145 van 13 augustus 2020 verwerpt de Raad van State de vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid die door uitbaters van shishabars werden ingesteld tot schorsing van de federale maatregel, in het kader van de bestrijding van de heropflakkering van het coranavirus SARS-CoV-2, om het individueel en collectief gebruik van waterpijpen in voor het publiek toegankelijke plaatsen te verbieden. De vorderingen worden verworpen omdat de verzoekende partijen de uiterste hoogdringendheid ervan niet aantonen. De verzoekende partijen die zich in hoofdzaak beroepen op een financieel-economisch nadeel, overtuigen er niet van dat het voortbestaan van hun zaak wezenlijk wordt bedreigd door de maatregel die sinds 25 juli 2020 enkel het “gebruik” van de waterpijp onder meer in hun inrichting verbiedt en vooralsnog slechts geldt tot 31 augustus 2020. Zij brengen geen concrete en verifieerbare cijfergegevens aan die aannemelijk maken dat zij niet kunnen wachten op een uitspraak over de gewone procedure.

De Raad van State heeft op donderdag 13 augustus 2020 uitspraak gedaan over drie zaken die bij hoogdringendheid zijn ingesteld tegen de politieverordening die de gouverneur van de provincie Antwerpen op 29 juli 2020 heeft afgekondigd om de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te bestrijden. De Raad van State verwerpt in arresten nrs. 248.140248.141248.142  deze drie zaken. Een inwoner van de provincie Antwerpen slaagt er, in de eerste zaak, niet in om aan te tonen dat zijn persoonlijke belangen door de bestreden maatregelen fundamenteel worden aangetast.  De voorwaarde van de dringende noodzakelijkheid wordt niet voldoende aangetoond.  De uiteenzetting was zeer summier. De tweede zaak gaat over een zaakvoerder van verscheidene horecazaken in het Antwerpse die niet aantoont dat het faillissement van één van zijn ondernemingen dreigt door de aanvullende maatregelen die de gouverneur heeft afgekondigd. De Raad van State herhaalt hierbij zijn rechtspraak dat een financieel nadeel in beginsel herstelbaar is én dat moet aangetoond worden dat het beweerde financiële nadeel door de omvang ervan en/of door de persoonlijke toestand van de betrokkene, een zodanige betreurenswaardige of onherroepelijke impact heeft dat die met zich meebrengt dat zonder uitstel uitspraak moet worden gedaan over de wettigheid van de bestreden bestuurshandeling. Vervolgens stelt de Raad vast dat in het verzoekschrift dit bewijs niet wordt geleverd.  De horeca-uitbater krijgt trouwens een veeg uit de pan waar de Raad in het arrest heeft opgenomen dat het verziekschrift op dit punt weinig samenhangend en doordacht is.  In een derde zaak, aangespannen door verscheidene fitnesscentra, stelt de Raad van State vast dat de nieuwe politieverordening van de gouverneur van 5 augustus 2020 toelaat dat deze inrichtingen onder naleving van bepaalde veiligheidsvoorwaarden terug de deuren mogen openen. De verzoekende partijen hebben verklaard dat zij in de gegeven omstandigheden niet langer aansturen op de schorsing van de eerdere politieverordening van 29 juli 2020.