De bestreden regelgeving en de klachten
De verzoekers in de zaken die aanleiding hebben gegeven tot huidig arrest voerden aan dat de geviseerde Tsjechische regelgeving die een plicht tot vaccinatie voorschrijft, niet conform is met hun recht op respect voor hun privéleven en dus in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”). In het bijzonder ging het om de plicht tot vaccinatie van jonge kinderen tegen bekende ziektes en de hieraan verbonden toelating van zulke kinderen tot onderwijs- en opvangmilieus. Er werden ook gerelateerde klachten ingediend op basis van art. 9 evrm (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) en op basis van art. 2, 1e Protocol evrm (recht op onderwijs met respect voor godsdienstige en religieuze overtuigen van de ouders), dit laatste beweerdelijk door enige kinderen zelf.
De Tsjechische ‘wet tot bescherming van de openbare gezondheid’ (Zákon o ochraně veřejného zdraví) vereist van alle personen met vaste basis in het land om bepaalde vaccinaties te ondergaan. Voor min 15-jarigen zijn hun wettelijk vertegenwoordigers (klassiek zijn dit de ouders) verantwoordelijk voor naleving van deze regels. Deze wet bepaalt ook dat instellingen voor voorschoolse opvang enkel kinderen mogen aanvaarden die in overeenstemming met de wet zijn gevaccineerd (alsook kinderen die uit andere oorzaak immuniteit hebben of om medische redenen niet gevaccineerd mogen worden). De vaccinatiekosten zijn gedekt door de openbare ziekteverzekering. Niet naleving wordt aangeduid als een klein vergrijp strafbaar met een boete.
De verzoeken gericht aan het Hof worden in het arrest voorgesteld. Zo gaat het bijvoorbeeld om twee ouders, biologen, die een eigen vaccinatieplan uitstippelden voor hun kind, of een ouder die zijn niet gevaccineerd kind geweigerd zag door een instelling voor kinderopvang. De verzoeker verzetten zich tegen zulke weigering of tegen opgelopen boetes.
Het onderzoek van de materie door het EHRM
In het lange arrest van de Grote Kamer (17 rechters) worden de procedures voor het Tsjechisch Grondwettelijk Hof overwogen alsook ‘vergelijkend materiaal’ uit enkele andere lidstaten van de Raad van Europa (het ‘grote Europa’), nl. Frankrijk, Hongarije, Noord Macedonië, Italië, Moldavië, Servië, Slovakije en Slovenië (alsook een uitspraak van een Hof van Beroep in het VK). Hierop volgend neemt men ook andere relevante internationaalrechtelijke bepalingen van toepassing in de Tsjechische rechtsorde onder de loep: het internationaal verdrag over economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) gesloten /in het kader van de Verenigde Naties, het VN Verdrag over de Rechten van het Kind, het Europees Sociaal Handvest, het Verdrag tot bescherming van de mensenrechten en de menselijke waardigheid met betrekking tot de geneeskunde en de biologie (het Verdrag van Oviedo), titel XIV van deel drie van het VWEU en titel IV van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Verder wordt ook verwezen naar enige documenten van de Wereldgezondheidsorganisatie alsook verslagen en resoluties van organen van de EU.
Verschillende spelers uit het medisch veld zoals de Tsjechische Vereniging voor Vaccinologie (Česká vakcinologická společnost) en Tsjechische ‘Hoofdarts’ brachten hun standpunten naar buiten tijdens en met oog op deze procedure voor het Hof.
Naast de standaard besprekingen over de ontvankelijkheid en de voorstelling van de posities van de partijen (de verzoekers en de Tsjechische overheid), valt de lijst aan tussenkomende derden op (waaronder de regeringen van Frankrijk, Duitsland, Polen en Slovakije). Onder de tussenkomende derden zijn ook te vinden een ‘vereniging voor patiënten die schade ondervonden door vaccins’, een vereniging van Tsjechische ouders kritisch over vaccinatie en het ‘Europees forum voor vaccin-waakzaamheid’.
Het oordeel over de vermeende schending van artikel 8
Het Hof geeft aan dat verplichte vaccinatie welke een niet-vrijwillige medische ingreep uitmaakt, een inbreuk uitmaakt op het recht op respect voor het privéleven in de zin van artikel 8 EVRM, hierbij verwijzend naar haar eerdere rechtspraak in deze zin (Solomakhin tegen Ukraine, 24429/03 van 15 maart 2012). Het Hof oordeelt dat in casu gelet op de door verzoekers ondervonden gevolgen van niet-naleving van de regelgeving rond verplichte vaccinatie, het feit dat er geen vaccinatie heeft plaatsgevonden niet betekent dat in andere zin dient beslist.
Vervolgens past het Hof haar klassieke toets toe om te beoordelen of de inbreuk een schending van artikel 8 uitmaakt, nl. was de inbreuk ‘in overeenstemming met de wet’, diende de inbreuk een in deze wet vermeld ‘legitiem doel’ en was de inbreuk ‘nodig in een democratische samenleving’ (zie art. 8, tweede lid EVRM).
De eerste twee vragen worden positief beantwoord. De vaccinatieplicht heeft een specifieke basis in de nationale rechtsorde en de grondwettelijkheid van de regeling werd op nationaal niveau gehandhaafd na uitvoerig onderzoek, onder meer door het nationale grondwettelijk hof. Het doel van de regelgeving wordt gezien als legitiem, namelijk de bescherming tegen infectieziekten en de bescherming van de rechten van anderen. Het Hof wijst naar de bescherming tegen grote verstoringen van de samenleving veroorzaakt ernstige ziekte met betrekking tot de publieke veiligheid, het economisch welzijn en het voorkomen van wanorde.
(Deze passage leent zich tot a fortiori redeneringen aangaande het huidige corona-virus).
De derde vraag, de noodzaak in een democratische samenleving, wordt behandeld in meerdere delen: wat is de appreciatiemarge van een Staat aangaande een inbreuk, wat is de appreciatiemarge van de (in casu Tsjechische) overheid in deze zaak, is er een dringende sociale nood, worden er relevante en afdoende redenen gegeven en tenslotte, proportionaliteit. Het Hof besluit dat het evenwicht dat werd opgenomen in de Tsjechische regelgeving de appreciatiemarge niet te buiten gaat en dus dat de maatregelen kunnen gezien worden als ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’.
Het oordeel over de andere vermeende schendingen & ‘dissenting opinions’
Wat betreft de klachten met betrekking tot artikel 9 evrm besluit het Hof dat deze dienen verworpen dienen te worden op basis van een gebrek aan verband ratione materiae (qua inhoud) tussen de klacht en de verdragsbepaling. De klachten over vermeende schending van art. 2, 1e Protocol EVRM worden geacht geen verder onderzoek te behoeven gelet op bovenstaande behandeling van de klachten onder artikel 8. De verdere klachten over vermeende schending van artikelen 2, 6, 13 en 14 EVRM worden verworpen als manifest ongegrond.
Het arrest in haar geheel werd aangenomen met 16 stemmen tegen 1. De deel instemmende deels afwijkende mening van rechter Lemmens betreurt het aspect dat de vermeende schending van art. 2, 1e Protocol evrm niet nader werd onderzocht. De afwijkende mening van rechter Wojtyczek stelt dat er belangrijke procedurele tekortkomingen zijn in deze zaak (in het bijzonder aangaande de feiten) die het arrest aantasten. Rechter Wojtyczek stipt hierbij aan dat er sterke objectieve argumenten bestaan ten voordele van het besluiten tot een niet-schending, maar dat de Tsjechische overheid in casu heeft nagelaten voldoende elementen bij te brengen om de inbreuk te rechtvaardigen.
Besluit
Dit arrest is het eerste arrest van deze aard geveld door het EHRM. Met dit arrest oordeelt het hoogste (en meest effectieve) mensenrechtenhof in Europa dat een vaccinatieverplichting opleggen van overheidswege in bepaalde omstandigheden kan. Dit betekent niet dat vaccinatie manu militari mag toegediend worden, maar wel dat een weigering gevolgen kan hebben. Sociale solidariteit ten overstaan van de meest kwetsbare leden van een samenleving kan vereisen dat de ganse populatie een minimum risico opneemt en zich laat vaccineren, aldus nog het Hof. Mogelijks vormt de huidige coronacrisis (en de verbonden vaccinatiecampagne) een moment waarbij de bestaande culturele en juridische evenwichten tussen groepsbelang en individueel belang scherper in het licht komen te staan. Dit arrest zal misschien niet het laatste zijn over dit onderwerp.
foto (c) ECHR-CEDH