Zoals bekend biedt artikel 4.4.1 VCRO de mogelijkheid om – onder strikt bepaalde voorwaarden – een omgevingsvergunning te verlenen, zelfs wanneer de aanvraag afwijkt van de erop van toepassing zijnde stedenbouwkundige voorschriften.
Artikel 4.4.1, §1, VCRO nog eens nader toegelicht
Artikel 4.3.1, §1, eerste lid, 1°, a) VCRO stelt duidelijk dat een vergunning geweigerd moet worden wanneer de aanvraag niet verenigbaar is met stedenbouwkundige voorschriften, tenzij hiervan op geldige wijze is afgeweken.
Een stedenbouwkundig voorschrift betreft onder meer een reglementaire bepaling opgenomen in een bijzonder plan van aanleg (artikel 1.1.2, 9° en 13°, b) VCRO) of in een ruimtelijk uitvoeringsplan (artikel 1.1.2, 13°, a) VCRO).
Artikel 4.4.1, §1 VCRO bakent de speelruimte af waarbinnen het vergunningverlenend bestuur afwijkingen op dergelijke voorschriften mag toestaan en desondanks deze afwijkingen een omgevingsvergunningsaanvraag vooralsnog kan verlenen.
Artikel 4.4.1, §1 VCRO luidt :
“§1. In een vergunning kunnen, na een openbaar onderzoek, beperkte afwijkingen worden toegestaan op stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van constructies, de dakvorm en de gebruikte materialen.
Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft :
1° de bestemming;
2° de maximaal mogelijke vloerterreinindex;
3° het aantal bouwlagen.”
Deze bepaling werd uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (Vl. Parl., 2008- 2009, stuk 2011, nr. 1, p. 136) als volgt toegelicht:
“429. Deze bepaling stemt goeddeels overeen met de beginselen van het huidige artikel 111bis DRO (ingevoegd bij decreet van 21 november 2003) en artikel 49 van het Coördinatiedecreet, en houdt in dat, voor zover daaromtrent een openbaar onderzoek ingericht wordt, in een vergunningsbeslissing beperkte afwijkingen kunnen worden toegestaan op stedenbouwkundige en verkavelingsvoorschriften met betrekking tot perceelsafmetingen, de afmetingen en de inplanting van de bouwwerken, de dakvorm en de gebruikte materialen.
De nieuwe formulering stelt niet expliciet dat de beperkte afwijkingen in overeenstemming moeten zijn met de goede ruimtelijke ordening, daar zulks reeds logisch voortvloeit uit het nieuw voorgestelde artikel 117, §1, eerste lid, 1°, b), en §2, DRO.
De nieuwe formulering laat toe dat een beperkte afwijking kan worden toegekend, ook indien zij niet uitdrukkelijk wordt gevraagd omwille van de onbekendheid met een specifiek voorschrift.
-
- Het begrip “beperkte afwijking” wijst erop dat er geen sprake kan zijn van afwijkingen van essentiële gegevens van het plan of de vergunning.
De ontwerptekst benadrukt de bestaande regelgeving conform dewelke alleszins geen afwijkingen kunnen worden toegestaan wat betreft de bestemming, de maximaal mogelijke vloerterreinindex en het aantal bouwlagen.
Deze opsomming is echter niet limitatief : ook andere essentiële afwijkingen zijn uitgesloten. Zo mag men via een afwijking niet laten bouwen in zones waar een bouwverbod geldt, zoals voortuinen en zijdelingse non-aedificandizones. Het is bvb. evenmin mogelijk om percelen samen te voegen als dit niet in de voorschriften voorzien is.
-
- Het begrip “beperkte afwijking” moet worden onderscheiden van de “marginale afwijkingen” bij het as built-attest (nieuw artikel 99, §1, DRO). Marginale afwijkingen staan in relatie tot de bouwplannen, terwijl het “beperkte karakter” van beperkte afwijkingen afgemeten moet worden aan de vigerende stedenbouwkundige voorschriften.”
Uit deze toelichting blijkt duidelijk dat de afwijkingsbevoegdheid van de vergunningverlenende overheid niet alleen beperkt is tot bepaalde technische aspecten (zoals afmetingen, dakvorm en materialen), maar ook dat de afwijking zelf van beperkte aard moet zijn. Afwijken van fundamentele elementen – zoals bestemming, bouwlagen of vloerterreinindex – zijn tevens uitgesloten.
Daarnaast onderstreept de parlementaire voorbereiding dat ook andere essentiële voorschriften niet kunnen worden omzeild via een afwijking. Zo blijft bouwen in zones met bouwverbod of het samenvoegen van percelen zonder expliciete toelating uitdrukkelijk uitgesloten.
De toets of een afwijking al dan niet als ‘beperkt’ kan worden beschouwd, moet volgens de Raad gebeuren aan de hand van het betrokken stedenbouwkundig voorschrift zelf en de mate waarin de aanvraag hiervan afwijkt.
Binnen zijn wettelijk omschreven toezichtsbevoegdheid onderzoekt de Raad uitsluitend of de vergunningverlenende overheid haar appreciatiebevoegdheid niet kennelijk te buiten is gegaan. Indien de vergunningsbeslissing niet concreet, pertinent én overtuigend motiveert waarom de afwijking ‘beperkt’ is binnen de betekenis van artikel 4.4.1 VCRO, en dit niet afmeet aan de inhoud van het betrokken voorschrift, is er sprake van een motiveringsgebrek en een schending van artikel 4.4.1 en 4.3.1, §1 VCRO.
Mede om deze reden vernietigde de Raad de door de provincie Oost-Vlaanderen verleende omgevingsvergunning voor het multifunctioneel centrum “Muide” in Gent.