Raad van State vernietigt RUP ‘Nelissen Steenfabrieken NV’: noodzaak tot beleidsmatige of regelgevende bijsturingen om vergunningverlening beter af te stemmen op meest recente wetenschappelijke inzichten?

RUP ‘Nelissen Steenfabrieken NV’

Op 26 januari 2024 keurde de Vlaamse Regering het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Nelissen Steenfabrieken NV’ goed. De uitbreiding van de productiecapaciteit van het bedrijf in Lanaken ging gepaard met een passende beoordeling, waarin de effecten van de stikstofuitstoot op meerdere nabijgelegen beschermde habitatrichtlijngebieden werden onderzocht. Tegen het GRUP werd door een milieuorganisatie beroep ingesteld bij de Raad van State op basis van het argument dat de beoordeling uitging van achterhaalde kritische depositiewaarden (KDW’s), waardoor de plan-MER hierdoor ontoereikend is.

De Raad van State heeft op basis van deze door de milieuorganisatie geuite kritiek, verwijzend naar de artikelen 2, 30° en 36ter, §4, Natuurdecreet en artikel 6, lid 3, Habitatrichtlijn, in haar recent arrest van 18 juni 2025 effectief besloten tot de vernietiging van het GRUP. Verwijzend naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en haar eigen arrest nr. 252.314 van 3 december 2021, stelt de Raad dat “een passende beoordeling geen leemten mag vertonen en volledige, nauwkeurige en definitieve constateringen en conclusies moet bevatten die elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de gevolgen van de plannen of projecten voor het betrokken beschermde gebied wegnemen.” Een “passende beoordeling” in de zin van artikel 36ter, § 3, Natuurdecreet houdt volgens de Raad in “dat, op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied in gevaar kunnen brengen, moeten worden geïnventariseerd” en dat de overheid een dergelijk plan of project voor het betrokken gebied “pas goedkeuren nadat zij zekerheid heeft verkregen dat het geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied.” De zekerheid dat het plan of project geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied is volgens de Raad pas voorhanden “wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn.”

De Raad besluit hieruit dat de beoordeling van stikstofeffecten moet gebeuren op basis van de ‘best beschikbare wetenschap’. De beoordeling vervat in de passende beoordeling bij het RUP ‘Nelissen Steenfabrieken NV’ ging evenwel uit van de door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in 2013 vastgestelde kritische depositiewaarde – dit is de hoeveelheid stikstofdepositie voor een bepaald ecosysteem waaronder er op lange termijn, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, geen betekenisvolle verandering in de biodiversiteit optreedt. Verwijzend naar een geactualiseerd rapport van de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE) in oktober 2022 over de kritische depositiewaarde en het bestaan van het Nederlandse rapport ‘Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000’ van 2023, besluit de Raad dat “de passende beoordeling, door uit te gaan van de waarden van de nota KDW van 2013 van het INBO, niet op de beste wetenschappelijke kennis is gestoeld.”

Op basis hiervan vernietigt de Raad van State het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2024 houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Nelissen Steenfabrieken NV’.

Noodzaak tot beleidsmatige of regelgevende bijsturingen?

Het is thans nog niet duidelijk of de Vlaamse Regering zich zal neerleggen bij dit recente arrest van de Raad.

Met de implementatie van het Stikstofdecreet, m.n. het decreet van 26 januari 2024 over de programmatische aanpak van stikstof, heeft de Vlaamse decreetgever al wel reeds stappen gezet om de gehanteerde drempelwaarden beter af te stemmen op de wetenschap. Het decreet legt thans geen strikte drempelwaarden meer op, maar biedt een beoordelingskader waarin wetenschappelijke inzichten en de specifieke kenmerken van het betrokken gebied meegenomen worden.

De vraag stelt zich thans dan ook of de Vlaamse decreetgever na het arrest nog verdere beleidsmatige of regelgevende bijsturingen zal initiëren om de vergunningverlening binnen het kader van het Stikstofdecreet beter af te stemmen op de meest recente wetenschappelijke inzichten, dan wel zal aangrijpen om een omschakeling te maken naar een beleid dat meer gebaseerd is op emissies.

In de Commissie voor Leefmilieu, Natuur en Ruimtelijke Ordening van 1 april 2025 verklaarde de bevoegde Vlaamse minister Brouns hierover immers nog het volgende:

“Om vergunningsaanvragen te beoordelen binnen het kader van het Stikstofdecreet, moet gebruik gemaakt worden van de relevante wetenschappelijke kennis, akkoord. Ik heb dus de opdracht gegeven aan mijn diensten om te bekijken of de gebruikte modellen vandaag rekening houden met de meest recente wetenschappelijke kennis op alle vlakken, en de manier waarop wij en andere Europese lidstaten hiermee omgaan en welke invloed bepaalde aanpassingen op de vergunningverlening en het beleid in Vlaanderen zouden hebben. Het feit dat de modelmatigheid waarmee we in Vlaanderen werken inzake stikstof – of zelfs breder, de goede staat van instandhouding van bepaalde habitats – zo sterk onderhevig zou zijn aan variabele parameters en datasets, overtuigt mij in elk geval nog sterker van de noodzaak om de omschakeling te maken naar een beleid dat meer op emissies gebaseerd is.”

Documenten

Externe linken

Gallerij